-
Notifications
You must be signed in to change notification settings - Fork 17
/
Copy pathhoofdstuk_3_oefeningen.tex
1575 lines (1458 loc) · 51.9 KB
/
hoofdstuk_3_oefeningen.tex
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
222
223
224
225
226
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
243
244
245
246
247
248
249
250
251
252
253
254
255
256
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
315
316
317
318
319
320
321
322
323
324
325
326
327
328
329
330
331
332
333
334
335
336
337
338
339
340
341
342
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
357
358
359
360
361
362
363
364
365
366
367
368
369
370
371
372
373
374
375
376
377
378
379
380
381
382
383
384
385
386
387
388
389
390
391
392
393
394
395
396
397
398
399
400
401
402
403
404
405
406
407
408
409
410
411
412
413
414
415
416
417
418
419
420
421
422
423
424
425
426
427
428
429
430
431
432
433
434
435
436
437
438
439
440
441
442
443
444
445
446
447
448
449
450
451
452
453
454
455
456
457
458
459
460
461
462
463
464
465
466
467
468
469
470
471
472
473
474
475
476
477
478
479
480
481
482
483
484
485
486
487
488
489
490
491
492
493
494
495
496
497
498
499
500
501
502
503
504
505
506
507
508
509
510
511
512
513
514
515
516
517
518
519
520
521
522
523
524
525
526
527
528
529
530
531
532
533
534
535
536
537
538
539
540
541
542
543
544
545
546
547
548
549
550
551
552
553
554
555
556
557
558
559
560
561
562
563
564
565
566
567
568
569
570
571
572
573
574
575
576
577
578
579
580
581
582
583
584
585
586
587
588
589
590
591
592
593
594
595
596
597
598
599
600
601
602
603
604
605
606
607
608
609
610
611
612
613
614
615
616
617
618
619
620
621
622
623
624
625
626
627
628
629
630
631
632
633
634
635
636
637
638
639
640
641
642
643
644
645
646
647
648
649
650
651
652
653
654
655
656
657
658
659
660
661
662
663
664
665
666
667
668
669
670
671
672
673
674
675
676
677
678
679
680
681
682
683
684
685
686
687
688
689
690
691
692
693
694
695
696
697
698
699
700
701
702
703
704
705
706
707
708
709
710
711
712
713
714
715
716
717
718
719
720
721
722
723
724
725
726
727
728
729
730
731
732
733
734
735
736
737
738
739
740
741
742
743
744
745
746
747
748
749
750
751
752
753
754
755
756
757
758
759
760
761
762
763
764
765
766
767
768
769
770
771
772
773
774
775
776
777
778
779
780
781
782
783
784
785
786
787
788
789
790
791
792
793
794
795
796
797
798
799
800
801
802
803
804
805
806
807
808
809
810
811
812
813
814
815
816
817
818
819
820
821
822
823
824
825
826
827
828
829
830
831
832
833
834
835
836
837
838
839
840
841
842
843
844
845
846
847
848
849
850
851
852
853
854
855
856
857
858
859
860
861
862
863
864
865
866
867
868
869
870
871
872
873
874
875
876
877
878
879
880
881
882
883
884
885
886
887
888
889
890
891
892
893
894
895
896
897
898
899
900
901
902
903
904
905
906
907
908
909
910
911
912
913
914
915
916
917
918
919
920
921
922
923
924
925
926
927
928
929
930
931
932
933
934
935
936
937
938
939
940
941
942
943
944
945
946
947
948
949
950
951
952
953
954
955
956
957
958
959
960
961
962
963
964
965
966
967
968
969
970
971
972
973
974
975
976
977
978
979
980
981
982
983
984
985
986
987
988
989
990
991
992
993
994
995
996
997
998
999
1000
\documentclass[lineaire_algebra_oplossingen.tex]{subfiles}
\begin{document}
\chapter{Oefeningen Hoofdstuk 3}
\section{Oefeningen 3.6}
\subsection{Oefening 1}
\subsubsection*{a)}
distributiviteit-1 geldt niet.
\[
\lambda((x_1,x_2) + (y_1,y_2) = \lambda(x_1+y_1-1,x_2+y_2-1) = (\lambda x_1+\lambda y_1-\lambda 1,\lambda x_2+\lambda y_2-\lambda 1)
\]
Terwijl de volgende formule ook geldt, maar deze niet gelijk zijn voor bij voorbeeld $\lambda = 2$.
\[
\lambda(x_1,x_2) + \lambda(y_1,y_2) = (\lambda x_1+\lambda y_1- 1,\lambda x_2+\lambda y_2-1)
\]
\subsubsection*{b)}
distributiviteit-2 geldt niet:\\
Scalaire vermenigvuldiging volgens de gegeven definitie:
$$
(\lambda_1 + \lambda_2)(x,y) = (x,y)
$$
Volgens distributiviteit-2:
$$
(\lambda_1 + \lambda_2)(x,y) = \lambda_1(x,y) + \lambda_2(x,y)
$$
$$
= (x,y) + (x,y)
$$
Optelling volgens de gegeven definitie:
$$
= (x+x, y+y)
$$
\subsubsection*{c)}
optelling is niet commutatief.
\[
(x_1,y_1) + (x_2,y_2) = (x_1+2x_2,y_1+2y_2)
\]
\[ \neq \]
\[
(x_2,y_2) + (x_1,y_1) = (x_2+2x_1,y_2+2y_1)
\]
\subsubsection*{d)}
Dit lijkt te kloppen.
\subsection{Oefening 2}
\subsubsection*{a)}
Deze verzameling vormt de unie van de drie vlakken rond de assen. Dit is geen deelruimte want de optelling is niet intern. Tegenvoorbeeld:
\[
(1,0,0) + (0,1,1) = (1,1,1) \not \in W_1
\]
\subsubsection*{b)}
$W_2$ is geen deelruimte van $\mathbb{R}^{3}$. Tegenvoorbeeld:
\[
x = (1,0,1) \in W_2 \text{ en } y = (0,1,1) \in W_2 \text{ maar } x + y = (1,1,2) \not \in W_2
\]
\subsubsection*{c)}
$W_3$ is geen deelruimte van $R^3$ want de lineaire combinatie is niet intern.\\
Tegenvoorbeeld: stel $\lambda = \pi$ en $v = (1,0,0) \in \mathbb{Q}$.
\[
\lambda v = \pi (1,0,0) = (\pi,0,0)
\]
$\pi$ is geen element van $\mathbb{Q}$.
\subsubsection*{d)}
$W_4$ is geen deelruimte van $\mathbb{R}^3$. Intu\"itief is dit makkelijk te zien omdat $W_4$ precies een sfeer beschrijft.\\
Tegenvoorbeeld: stel $v_1 = (1,0,0)$ en $v_2 =(1,0,0)$.
\[
v_1 + v_2 = (2,0,0) \not \in W_4
\]
\subsubsection*{e)}
$W_5$ is een deelruimte van $\mathbb{R}^{3 \times 3}$. Ze moet aan de 3 eigenschappen voldoen.
\begin{itemize}
\item De nulmatrix $O \in W_5$
\item $A,B \in W_5 \longrightarrow A+B \in W_5$
\[
\sum\limits_{i=1,j=1}^a (A+B)_{ij} = \sum\limits_{i=1,j=1}^a A_{ij} + \sum\limits_{i=1,j=1}^a B_{ij} = 0+0 = 0
\]
\item $ A \in W_5, \lambda \in \mathbb{R} \longrightarrow \lambda A \in W_5$
\[
\sum\limits_{i=1,j=1}^a (\lambda A)_{ij} = \lambda \sum\limits_{i=1,j=1}^a A_{ij} = \lambda 0 = 0
\]
\end{itemize}
\subsubsection*{f)}
$W_6$ is geen deelruimte van $\mathbb{R}^{3}$ omdat de nulmatrix $O \not \in W_6$ aangezien $\det(O) = 0$.
\subsubsection*{g)}
$W_7$ is een deelruimte van $\mathbb{R}^{3x3}$.
\begin{itemize}
\item De nulmatrix $O \in W_7$, de nulmatrix is immers ook een symmetrische matrix.
\item De som van twee symmetrische matrices is ook een symmetrische matrix.
\item Een symmetrische matrix vermenigvuldigen met een scalar geeft opnieuw een symmetrische matrix.
\end{itemize}
\subsubsection*{i)}
$W_9$ is geen deelruimte van $\mathbb{R}^{3\times 3}$. De optelling is namelijk niet intern.
\[
(0,1,0) + (1,0,0) = (1,1,0) \not \in W_9
\]
\subsubsection*{j)}
$W_{10}$ is geen deelruimte van $f:\mathbb{R}\rightarrow\mathbb{R}$.\\
Tegenvoorbeeld: we maken een functie $g \in W_{10}$ met $g : \mathbb{R}\rightarrow\mathbb{R} : x \mapsto e^x$.
\[
(g+g)(0) = g(0) + g(0) = 1+1 = 2 \Longrightarrow (g+g) \not \in W_{10}
\]
\subsubsection*{l)}
$W_{12}$ is een deelruimte van $\mathbb{R}^{3\times 3}$.\\
Het is duidelijk dat $0 \in W_{12}$.\\
Neem $f, g \in W_{12}$ en $\lambda, \mu \in \mathbb{R}$ willekeurig. Omdat $f$ en $g$ integreerbaar zijn, is $\lambda f + \mu g$ integreerbaar.
\begin{align*}
\int^1_0 (\lambda f + \mu g)(x)dx &= \int^1_0(\lambda f(x) + \mu g(x))dx\\
&= \int^1_0 \lambda f(x)dx + \int^1_0 \mu g(x)dx\\
&= \lambda \int^1_0 f(x)dx + \mu \int^1_0 g(x)dx = \lambda \cdot 0 + \mu \cdot 0 = 0
\end{align*}
\subsection{Oefening 3}% deze oplossing was fout, deze versie is juist
\textit{Gegeven:}
\[
V = \left\{ (x_n)_{n \in \mathbb{N}} \ \middle|\ x_{n+2} = x_{n+1} + x_n \ ,\ \forall n \in \mathbb{N} \right\}
\]
\textit{Te bewijzen:}\\
We moeten aantonen dat $V$ een vectorruimte is. Dit kunnen we het makkelijkst doen door te bewijzen dat $V$ een deelruimte is van alle rijen.
\begin{proof}
We gaan de 3 eigenschappen van een deelruimte na.
\begin{itemize}
\item $0 \in V$
\item Zij $x = (x_n)_{n \in \mathbb{N}} \in V$ en $y = (y_n)_{n \in \mathbb{N}} \in V$. We controleren of $(x+y) \in V$.\\
Voor alle $n \in \mathbb{N}$ geldt:
\begin{align*}
(x+y)_{n+2}
&= x_{n+2} + y_{n+2} \\
&= x_{n+1} + x_n + y_{n+1} + y_n \\
&= (x_{n+1} + y_{n+1}) + (x_n + y_n) \\
&= (x+y)_{n+1} + (x+y)_{n+1}
\end{align*}
\item Zij $x = (x_n)_{n \in \mathbb{N}} \in V$ en $\lambda \in \mathbb{R}$. We controleren of $\lambda x \in V$.\\
Voor alle $n \in \mathbb{N}$ geldt:
\begin{align*}
(\lambda x)_{n+2}
&= \lambda \cdot x_{n+2} \\
&= \lambda \cdot x_{n+1} + \lambda \cdot x_n \\
&= (\lambda x)_{n+1} + (\lambda x)_n
\end{align*}
\end{itemize}
\end{proof}
\subsection{Oefening 4}
\underline{Associativiteit:} niet voldaan.\\
Neem $n=2$ en willekeurige $v,w \in \mathbb{R}^n$ en een willekeurige $x \in \mathbb{R}^n\backslash\{0\}$.
\begin{align*}
& (v \oplus w) \oplus x = (v-w) \oplus x = (v - w) - x = v - w - x \\
& v \oplus (w \oplus x) = v \oplus (w-x) = v - (w-x) = v - w + x
\end{align*}
\underline{Neutraal element:} niet voldaan.\\
Stel $e \in \mathbb{R}^n$ is een neutraal element: $e \oplus e = e-e = 0$.
\[
e \oplus (1,0,\ldots,0)
= (0,0,\ldots,0) - (1,0,\ldots,0) = (-1,0,\ldots,0)
\neq (1,0,\ldots,0)
\]
\underline{Tegengesteld element:} niet voldaan.\\
Niet gedefinieerd.\\\\
\underline{Commutativiteit:} niet voldaan.
\begin{align*}
&0 \oplus v
= (0,0,\ldots,0) \oplus (1,0,\ldots,0) = (-1,0,\ldots,0) \\
&v \oplus 0
= (1,0,\ldots,0) \oplus (1,0,\ldots,0) = (1,0,\ldots,0)
\end{align*}
\underline{Distributiviteit-1:} wel voldaan.\\
Zij willekeurige $v,w \in \mathbb{R}^n$ en $\lambda \in \mathbb{R}$.
\begin{align*}
\lambda \cdot (v \oplus w)
&= \lambda \cdot (v-w) = -\lambda(v-w) = -\lambda v + \lambda w \\
&= -\lambda(v \oplus w) = -\lambda(v-w) = -\lambda v + \lambda w
\end{align*}
\underline{Distributiviteit-2:} niet voldaan.
\begin{align*}
(1+1) \cdot (1,0,\ldots,0)
&= 2 \cdot (1,0,\ldots,0) = -2 (1,0,\ldots,0) = (-2,0,\ldots,0) \\
&= (-1,0,\ldots,0) \oplus (-1,0,\ldots,0) = (-1,0,\ldots,0) - (-1,0,\ldots,0) = (0,0,\ldots,0)
\end{align*}
\underline{Gemengde associativiteit:} niet voldaan.\\
Zij $v = (1,0,\ldots,0)$ en $\times$ de vermenigvuldiging tussen 2 scalars.
\begin{align*}
&(1 \times 1) \cdot v = 1 \cdot v = -v \\
&1 \cdot (1 \cdot v) = - (1 \cdot v) = -(-v) = v
\end{align*}
\underline{Co\"effici\"ent 1:} niet voldaan.\\
Zij $v = (1,0,\ldots,0)$.
\[
1 \cdot v = -v \neq v
\]
\subsection{Oefening 5}
Nee, $W$ is geen deelruimte van $R[X]_{\le n}$ als $n\ge 1$. Tegenvoorbeeld:\\
We defini\"eren $f \in W$ en $g \in W$ en tonen aan dat $(f+g) \not \in W$.
\begin{align*}
&f = x^n \\
&g = -x^n + 1 \\
&f+g = x^n - x^n + 1 = 1
\end{align*}
\subsection{Oefening 6}
\subsubsection*{Gegeven}
$U$ en $W$ zijn deelruimten van een vectorruimte $(\mathbb{R},V,+)$.
\subsubsection*{Te Bewijzen}
\[
U \cup W \text{ is een deelruimte van }V \Leftrightarrow U \subset W \vee W \subset U
\]
\subsubsection*{Bewijs}
\begin{proof} Samengesteld bewijs.\\
$\Longrightarrow$ (bewijs uit het ongerijmde)\\ %TODO dit kan simpeler en sneller
Stel dat $\neg(U \subset W \vee W \subset U)$.\\
Dit is equivalent met $U \not\subset W \wedge W \not\subset U$.
Vanuit de definitie van deelverzameling betekent deze bewering het volgende.
\[
(\exists w': w' \in W \wedge w' \not\in U) \wedge (\exists u': u' \in U \wedge u' \not\in W)
\]
We moeten nu tot een contradictie komen met ``$U\cup W \text{ is een deelruimte van }V$''.
$U\cup W$ is een deelruimte van $V$ betekent vanuit de definitie het volgende.
\[
\forall w, u \in c,\; \forall \lambda_1 , \lambda_2 \in \mathbb{R}: \lambda_1\cdot u + \lambda_2\cdot w \in U\cup W
\]
Aangezien deze bewering geldt voor elke $w,i \in U\cup W$, geldt ze ook voor $w'$ en $u'$.
We weten nu het volgende.
\[
\forall \lambda_1 , \lambda_2 \in \mathbb{R}: \lambda_1\cdot u' + \lambda_2\cdot w' \in U\cup W
\]
met $w' \in W \wedge w' \not\in U$ en $u' \in U \wedge u' \not\in W$.\\
Als dit geldt voor elke $\lambda_1$ en $\lambda_2$, geldt het ook voor $\lambda_1= \lambda_2 = 1$ en geldt dus het volgende.
\[
u' + w' \in U \cup W
\]
We weten dat dit niet klopt, want stel als $u' + w' \in U \cup W$ en $u' \in U$, dan $w' \in U$. Contradictie.\\\\
$\Longleftarrow$ (direct bewijs)\\
Stel $U \subset W$ (het geval waarbij $W \subset U$ is analoog).\\
Er geldt dat $U\cup W = W$. Van $W$ is gegeven dat het een deelruimte is van $V$. Hiermee is bewezen dat $U\cup W$ een deelruimte is van $V$.
\end{proof}
\subsection{Oefening 7}
Om te zien of een vector $d$ tot een deelruimte behoort opgespannen door vectoren $v_1$ en $v_2$ en $v_3$ moeten we zien of er een lineaire combinatie bestaat zodat $$a\cdot v_1 + b\cdot v_2 + c\cdot v_3 = d$$
Dus:
$$a(2,-1,3,2) + b(-1,1,1,-3) + c(1,1,9,-5) \overset{?}{=} (3,-1,0,-1)$$
We gieten dit in een matrix:
$$
\begin{pmatrix}[ccc|c]
2 & -1 & 1 &3\\
-1 & 1 & 1 & -1\\
3 & 1 &9 & 0\\
2 & -3 &-5& -1
\end{pmatrix}
$$
Door rijreductie verkrijgen we volgende matrix:
$$
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1&0&2&0\\
0&1&3&0\\
0&0&0&1\\
0&0&0&0
\end{pmatrix}
$$
Dit is een ongeldige matrix en dus bestaat er geen lineaire combinatie zodat de vector $d$ gevormd wordt. De vector behoort dus niet tot de deelruimte.
\subsection{Oefening 8}
We willen $p(X)$ opschrijven als lineaire combinatie van $p_1(X)$, $p_2(X)$, $p_3(X)$, dus $p(X) = \lambda_1 p_1(X) + \lambda_2 p_2(X) + \lambda_2 p_3(X)$.
Hiervoor lossen we het volgende stelsel op:
\[
\left\{
\begin{array}{l l l l l}
-1 &= &\lambda_1 &+ 2 \lambda_2 &+ 3 \lambda_3\\
-3 &= &2 \lambda_1 &+ 5 \lambda_2 &+ 8 \lambda_3\\
3 &= &\lambda_1 &&- 2 \lambda_3
\end{array}
\right.
\]
Dit vullen we in in een matrix, die we hierna oplossen m.b.v. rijreductie.
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 2 & 3 & -1\\
2 & 5 & 8 & -3\\
1 & 0 & -2 & 3
\end{pmatrix}
\longrightarrow
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 0 & 0 & -1\\
0 & 1 & 0 & 3\\
0 & 0 & 1 & -2
\end{pmatrix}
\]
We resulteren dus dat $p(X) = - p_1(X) + 3 p_2(X) - 2 p_3(X)$.
\subsection{Oefening 9}
$$f(x)+g(x)-h(x)+0\cdot \exp(x) = 0$$
$$1 - 1 + 0 = 0$$
Dit is een lineaire combinatie waarbij niet alle co\"effici\"enten nul zijn en toch de nulvector als oplossing geeft. Hierdoor is $\{f,g,h,\exp\}$ geen lineair onafhankelijke deelruimte.
\subsection{Oefening 10}
We bepalen of een verzameling vrij is op 3 verschillende manieren. In (a) gebruiken we determinanten. In (b) werken we intu\"itief. In (c) zoeken we een oplossing van een homogeen stelsel.
\subsubsection*{a)}
\[
\det
\begin{pmatrix}
1 & 2 & 1 \\
2 & -1 & 7 \\
0 & 1 & -1
\end{pmatrix}
= \det
\begin{pmatrix}
-1 & 7 \\
1 & -1
\end{pmatrix}
- 2 \cdot \det
\begin{pmatrix}
2 & 2 \\
1 & -1
\end{pmatrix}
= -6-2 \cdot (-3) = 0
\]
Deze verzameling is niet vrij omdat $\det(A) = 0$.
\subsection*{b)}
\[
v_1+v_2 = 2 \cdot
\begin{pmatrix}
0 & 1 \\
0 & 0
\end{pmatrix}
\text{ en }
v_1 - v_2 = -2 \cdot
\begin{pmatrix}
1 & 0 \\
0 & 0
\end{pmatrix}
\]
Dus $\begin{pmatrix}
1 & 0 \\
0 & 0
\end{pmatrix}$,
$\begin{pmatrix}
0 & 1 \\
0 & 0
\end{pmatrix}$,
$\begin{pmatrix}
0 & 0 \\
1 & 0
\end{pmatrix}$ en
$\begin{pmatrix}
0 & 0 \\
0 & 1
\end{pmatrix}$ zitten in de verzameling. Dus $\{v_1,v_2,v_3,v_4\}$ brengt de standaardbasis voort en is dus zelf ook een basis en dus ook vrij.
\subsection*{c)}
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 0 & 1 & 0 \\
2 & -1 & -1 & 0 \\
0 & 3 & 2 & 0 \\
0 & 1 & -1 & 0
\end{pmatrix}
\longrightarrow
\dots
\longrightarrow
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 0 & 0 & 0 \\
0 & 1 & 0 & 0 \\
0 & 0 & 1 & 0 \\
0 & 0 & 0 & 0
\end{pmatrix}
\]
Deze verzameling is vrij omdat we geen oplossing verschillend van 0 vinden.
\subsection{Oefening 11}
\textit{Gegeven.}\\
Zij $(\mathbb{R},V,+)$ een vectorruimte en $v_1,v_2,\ldots,v_n,v \in V$ zodat $v_1,v_2,\ldots,v_n$ lineair onafhankelijk zijn.\\\\
\textit{Te bewijzen.}\\
$\{v_1, v_2, \ldots, v_n, v\}$ zijn lineair afhankelijk $\Longleftrightarrow$ $v$ is een lineaire combinatie van $\{v_1,v_2,\ldots,v_n\}$.\\
\begin{proof} We bewijzen de equivalentie door ze in 2 richtingen te bewijzen.\\
$\Longrightarrow$\\
Stel $\{ v_1, v_2,\ldots, v_n, v \}$ zijn lineair afhankelijk.\\
Er bestaan dus $\lambda_1, \lambda_2,\ldots, \lambda_n, \lambda \in \mathbb{R}$ (niet allemaal 0) zodat:
\[ \lambda_1 v_1 + \lambda_2 v_2 + \ldots + \lambda_n v_n + \lambda v = 0\]
Stel nu $\lambda = 0$. Omdat $\{v_1,v_2,\ldots,v_n\}$ lineair onafhankelijk zijn, geldt er dat $\lambda_1 = \lambda_2 = \ldots = \lambda_n = 0$. Hieruit volgt dat $\lambda_1 v_1 + \lambda_2 v_2 + \ldots + \lambda_n v_n + 0 \cdot v = 0$. Dit is een contradictie en dus geldt er dat:
\[
\lambda \neq 0
\]
Nu kunnen we makkelijk aantonen dat $v$ een lineaire combinatie is van $\{v_1,v_2,\ldots,v_n\}$:
\[
v = \frac{\lambda_1}{\lambda}v_1 - \frac{\lambda_2}{\lambda}v_2 - \ldots - \frac{\lambda_n}{\lambda}v_n
\]\\
$\Longleftarrow$\\
Stel $v$ is een lineaire combinatie van $\{v_1,\ldots,v_n\}$.\\
Er bestaan dus $\lambda_1, \lambda_2,\ldots, \lambda_n \in \mathbb{R}$ zodat:
\[
v = \lambda_1 v_1 + \lambda_2 v_2 + \ldots + \lambda_n v_n
\]
Er geldt dan:
\[
-v + \lambda_1 v_1 + \lambda_2 v_2 + \ldots + \lambda_n v_n = 0
\]
Dus niet alle alle $\lambda_1, \lambda_2,\ldots, \lambda_n, \lambda$ zijn gelijk aan 0 en dus is $\{v_1, v_2, \ldots, v_n, v\}$ lineair afhankelijk.
\end{proof}
\subsection{Oefening 12}
Voor willekeurige $\lambda_i \in \mathbb{R}$ geldt:
\begin{align*}
\lambda_1(e_1-e_2) + \lambda_2 (e_2-e_3) + \ldots + \lambda_n(e_n-e_1) &=0 \\
\lambda_1e_1 + \lambda_2e_2 + \ldots + \lambda_ne_n - \lambda_1e_2 - \lambda_2e_3 - \ldots - \lambda_ne_1 &=0 \\
(\lambda_1 - \lambda_n)e_1 + (\lambda_2 - \lambda_1)e_2 + \ldots + (\lambda_n - \lambda_{n-1})e_n &=0
\end{align*}
Dit geldt enkel als alle co\"effici\"enten nul zijn dus als $\lambda_i = \lambda_{i-1}$.\\
Dit leidt tot:
\[
\lambda_1 = \lambda_2 = \ldots = \lambda_{n-1} = \lambda_n
\]
Neem nu bijvoorbeeld $\lambda_1 = \ldots = \lambda_n = 3$, dan geldt er:
\[
3\cdot(e_1-e_2) + 3\cdot(e_2-e_3) + \ldots + 3\cdot(e_n-e_1) = 0
\]
Aangezien we een oplossing vinden waarbij niet alle $\lambda_i$ verschillend van 0 zijn, kunnen we besluiten dat de gegeven verzameling geen vrij deel is.
\subsection{Oefening 13}
Hiervoor kunnen we aantonen dat $\{1+X,1+X^2,X+X^2\}$ minimaal voortbrengend is, hiervoor laten we zien dat elke vector uit $(\mathbb{R},\mathbb{R}[X]_{\leq 2},+)$ een lineaire combinatie is van de basisvectoren:
\[
aX^2 + bX + c = \lambda_{1} (1+X) + \lambda_{2} (1+X^2) + \lambda_{3} (X+X^2)
\]
Als we deze vergelijking uitwerken krijgen we:
\begin{align*}
a &= \lambda_2 + \lambda_3 \\
b &= \lambda_1 + \lambda_3 \\
c &= \lambda_1 + \lambda_2
\end{align*}
Dit is een stelsel met exact 1 oplossing. Hiermee tonen we aan dat het stelsel voortbrengend is en minimaal voortbrengend. Moesten we nog extra vergelijkingen er aan toevoegen zouden we redundantie invoeren of het stelsel onoplosbaar maken.
\\
\\
De co\"ordinaten van de vector $4 -3X + X^2$ kunnen we berekenen ze in een stelsel te gieten:
$$
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1&1&0&4\\
1&0&1&-3\\
0&1&1&1
\end{pmatrix}
$$
Via rijoperaties verkrijgen we dan:
$$
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1&0&0&0\\
0&1&0&4\\
0&0&1&-3
\end{pmatrix}
$$
Dit komt overeen met de co\"ordinaten $(0,4,-3)$.
\\
\\
De co\"ordinaten $(2,-3,1)$ komt dan weer overeen met:
$$
2\cdot (1+X) -3 \cdot (1+X^2)+ 1\cdot (X+X^2)= -1 +3X-2X^2
$$
\subsection{Oefening 14}
\subsubsection*{a)}
Beschouwen we eerst de verzameling met alleen het eerste element van de voorgestelde basis. We voegen nu stapsgewijs de daaropvolgende elementen toe, en proberen voor elk toegevoegd element dit element te schrijven als een lineaire combinatie van de reeds toegevoegden. Indien dit lukt maakt het de verzameling lineair afhankelijk en voegen we het niet toe. Indien het geen lineaire combinatie is kunnen we het toevoegen aan onze nieuwe verzameling zonder de vrijheid ervan in gevaar te brengen.\\\\
Het toevoegen van $(1,2,0)$ is triviaal. Geen veelvoud van $(1,2,3)$ kunnen we gelijk stellen hieraan. Het mag dus bij de verzameling. De volgende elementen zullen we meer systematisch aanpakken.\\\\
Bij het toevoegen van $(1,1,1)$ proberen we dit te schijven als een lineaire combinatie van de voorgaande als volgt:
\[
a \cdot (1,2,3) + b \cdot (1,2,0) = (1,1,1)
\]
Dit is equivalent met het stelsel
\[
\left\{
\begin{array}{l}
a + b = 1\\
2a + 2b = 1\\
3a = 1
\end{array} \right.
\]
wat resulteert in het strijdig (in de eerste twee regels, maar ook indien men het verder probeert uit te werken) stelsel
\[
\left\{
\begin{array}{l}
a + b = 1\\
a + b = \frac{1}{2}\\
a = \frac{1}{3}
\end{array} \right.
\]
$(1,1,1)$ is dus geen lineaire combinatie van de eerste twee, en mogen we dus aan onze vrije verzameling toevoegen, deze blijft vrij. Passen we dit stramien toe op de volgende vector, namelijk $(1,1,0)$, vinden we dat deze een lineaire combinatie is, namelijk
\[
-\frac{1}{3} \cdot (1,2,3) + \frac{1}{3} \cdot (1,2,0) + (1,1,1) = (1,1,0)
\]
Dit kunnen we makkelijk met een stelsel bekomen. We zien dus dat dit een lineaire combinatie is, en voegen het niet toe aan de verzameling. Deze is dus nog steeds $\{(1,2,3), (1,2,0), (1,1,1)\}$.\\
De laatste vector schrijven we nog even met een stelsel op voor de duidelijkheid. Indien het stelsel
\[
\left\{
\begin{array}{l}
a + b + c = 4\\
2a + 2b + c = 5\\
3a + c = 6
\end{array} \right.
\]
klopt, dan is de vector $(4,5,6)$ een lineaire combinatie van onze vrije verzameling.\\
We kunnen dit oplossen als matrix die we rijreduceren:
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 1 & 1 & 4\\
2 & 2 & 1 & 5\\
3 & 0 & 1 & 6
\end{pmatrix}
\]
\[R_2 \mapsto -R_2 + 2R_1 \]
\[R_3 \mapsto -R_3 + 2R_1 \]
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 1 & 1 & 4\\
0 & 0 & 1 & 3\\
0 & 3 & 2 & 6
\end{pmatrix}
\]
\[R_2 \leftrightarrow R_3\]
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 1 & 1 & 4\\
0 & 3 & 2 & 6\\
0 & 0 & 1 & 3
\end{pmatrix}
\]
\[R_1 \mapsto R_1 - R_3 \]
\[R_2 \mapsto R_2 - 2R_3 \]
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 1 & 0 & 1\\
0 & 3 & 0 & 0\\
0 & 0 & 1 & 3
\end{pmatrix}
\]
\[R_2 \mapsto \frac{R_2}{3}\]
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 1 & 0 & 1\\
0 & 1 & 0 & 0\\
0 & 0 & 1 & 3
\end{pmatrix}
\]
\[R_1 \mapsto R_1 - R_2\]
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 0 & 0 & 1\\
0 & 1 & 0 & 0\\
0 & 0 & 1 & 3
\end{pmatrix}
\]
We besluiten dus dat $(4,5,6)$ een lineaire combinatie is uit onze verzameling, namelijk
\[
(1,2,3) + 3 \cdot (1,1,1) = (4,5,6)
\]
Deze mag dus niet bij in de verzameling.\\\\
De uitgedunde verzameling is dus $\{(1,2,3), (1,2,0), (1,1,1)\}$.\\
Dit is de originele verzameling waar stapsgewijs de lineaire combinaties uitgehaald zijn, en deze is dus vrij.
\subsubsection*{b)}
We kunnen voor de verzameling via de vorige oefening bepalen dat deze vrij is, dat laten we even buiten beschouwing.\\
We willen deze verzameling voortbrengend maken. Dit betekent dat elk element van $\mathbb{R}^{2x2}$ moet kunnen geschreven worden als een combinatie van de elementen uit de verzameling.\\\\
Beschouwen we de standaardbasis $\{\bigl(
\begin{smallmatrix}
1&0\\ 0&0
\end{smallmatrix}
\bigr)$,
$\bigl(
\begin{smallmatrix}
0&1\\ 0&0
\end{smallmatrix}
\bigr)$,
$\bigl(
\begin{smallmatrix}
0&0\\ 1&0
\end{smallmatrix}
\bigr)$,
$\bigl(
\begin{smallmatrix}
0&0\\ 0&1
\end{smallmatrix}
\bigr)$\}, dan kunnen we stellen dat elk van deze elementen te vormen moet zijn uit onze voorgestelde basis, als lineaire combinatie. Indien dit voor alle elementen van de standaardbasis geldt is de verzameling voortbrengend, immers, we kunnen de elementen van de standaardbasis vormen en hier lineaire combinaties van maken om alle elementen uit $\mathbb{R}^{2x2}$ te schrijven.\\
Indien er een element van de standaardbasis is dat niet als lineaire combinatie geschreven kan worden mogen we dit toevoegen, het is immers niet lineair afhankelijk, de verzameling blijft dus vrij, en de verzameling brengt nu ook dat element van de standaardbasis voort.\\\\
Voor $\bigl(
\begin{smallmatrix}
1&0\\ 0&0
\end{smallmatrix}
\bigr)$ kijken we of we deze kunnen vormen als lineaire combinatie via de matrix
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 2 & 0 & 1\\
-1 & 1 & -3 & 0\\
2 & -1 & 5 & 0\\
3 & 4 & 4 & 0
\end{pmatrix}
\]
\[R_2 \mapsto R_2 + R_1 \]
\[R_3 \mapsto R_3 - 2*R_1 \]
\[R_4 \mapsto R_4 - 3*R_1 \]
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 2 & 0 & 1\\
0 & 3 & -3 & 1\\
0 & -5 & 5 & -2\\
0 & -2 & 4 & -2
\end{pmatrix}
\]
\[R_3 \mapsto 3*R_3 + 5*R_2 \]
\[R_4 \mapsto 3*R_4 + 3*R_2 \]
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 2 & 0 & 1\\
0 & 3 & -3 & 1\\
0 & 0 & 0 & -1\\
0 & 0 & -6 & -4
\end{pmatrix}
\]
Het stelsel is strijdig, dus kunnen we beslissen dat $\bigl(
\begin{smallmatrix}
1&0\\ 0&0
\end{smallmatrix}
\bigr)$ geen lineaire combinatie is van onze verzameling. Deze mag er dus bij zonder dat de vrijheid van de verzameling verdwijnt.\\\\
Nu kunnen we al beslissen dat onze basis volledig is volgens Gevolg 3.34. De standaardbasis heeft namelijk 4 elementen en deze verzameling ook. Aangezien de verzameling tevens vrij is mogen we beslissen dat de verzameling $\{\bigl(
\begin{smallmatrix}
1&-1\\ 2&3
\end{smallmatrix}
\bigr)$,
$\bigl(
\begin{smallmatrix}
2&1\\ -1&4
\end{smallmatrix}
\bigr)$,
$\bigl(
\begin{smallmatrix}
0&-3\\ 5&4
\end{smallmatrix}
\bigr)$,
$\bigl(
\begin{smallmatrix}
1&0\\ 0&0
\end{smallmatrix}
\bigr)$\} een basis is van $\mathbb{R}^{2x2}$.\\\\
Indien $\bigl(
\begin{smallmatrix}
1&0\\ 0&0
\end{smallmatrix}
\bigr)$ wel een lineaire combinatie was zouden we deze niet toegevoegd hebben, en de andere elementen van de standaardbasis ge\"evalueerd hebben. Er moet immers volgens eerder aangehaald gevolg nog precies een element toegevoegd worden aan onze verzameling om een basis te kunnen zijn.
\subsection{Oefening 15}
\[
\lambda_1 \cdot (1,-3,2) + \lambda_2 \cdot (2,-1,1) = (1,k,5)
\]
We zetten dit in matrixvorm.
\[
\begin{pmatrix}[cc|c]
1 & 2 & 1 \\
-3 & -1 & k \\
2 & 1 & 5
\end{pmatrix}
\longrightarrow
\begin{pmatrix}[cc|c]
1 & 0 & 3 \\
0 & 1 & -1 \\
0 & 5 & k+3
\end{pmatrix}
\]
We moeten ervoor zorgen dat het stelsel niet-strijdig is, dit gaat enkel als we $R_2$ van $R_3$ kunnen aftrekken zodat er een nulrij overblijft. Dus:
\[
-5 = k+3 \Longrightarrow k = -8
\]
\subsection{Oefening 16}
De standaardbasis is uiteraard:
\[
\beta_1 = \{ e_1 = (1,0,0,0), e_2 = (0,1,0,0), e_3 = (0,0,1,0), e_4 = (0,0,0,1) \}
\]
De nieuwe basis is gegeven als:
\[
\beta_2 = \{ f_1 = (1,1,1,1), f_2 = (0,1,1,1), f_3 = (0,0,1,1), f_4 = (0,0,0,1) \}
\]
We gooien dit in matrixvorm:
\[
\begin{pmatrix}[cccc|c]
1 &0 &0 &0 & a_1 \\
1 &1 &0 &0 & a_2 \\
1 &1 &1 &0 & a_3 \\
1 &1 &1 &1 & a_4
\end{pmatrix}
\longrightarrow
\begin{pmatrix}[cccc|c]
1 &0 &0 &0 & a_1 \\
0 &1 &0 &0 & a_2-a_1 \\
0 &0 &1 &0 & a_3-a_2\\
0 &0 &0 &1 & a_4-a_3
\end{pmatrix}
\]
De co\"ordinaten van $v$ ten opzichte van de nieuwe basis zijn dus:
\[
(a_1, a_2-a_1, a_3-a_2, a_4-a_3)
\]
\subsection{Oefening 17}
\subsubsection*{a)}
$W_1$ vormt een vlak. We zoeken twee lineair onafhankelijke vectoren in dat vlak, die zijn dan een basis.
\[
\{(1,-2,1),(2,-2,0)\}
\]
\subsubsection*{b)}
Voor de basis te kennen lossen we eerst volgend stelsel op want hieraan moet voldaan zijn:
\[
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 2 & -1 & 0 \\
2 & 1 & 1 & 0
\end{pmatrix}
\longrightarrow
\begin{pmatrix}[ccc|c]
1 & 0 & 1 & 0 \\
0 & 1 & -1 & 0
\end{pmatrix}
\]
Hiervoor krijgen we de oplossing $x=-k$, $y= k$, $z=k$, dus van de vorm $(-k,k,k)$.\\
We krijgen dus als basis:
\[
W_2 = \{(-\lambda, \lambda, \lambda)\mid\lambda \in \mathbb{R}\}
\Longrightarrow
\beta_2 = \{ (-1,1,1) \}
\]
Het is duidelijk dat $\dim W_2 = 1$.
\subsection{Oefening 19 (oefening 24)}
\subsubsection*{a)}
\[
A =
\begin{pmatrix}
1 & 2 & 1 & 5 \\
2 & 4 & -3 & 0 \\
1 & 2 & -1 & 1
\end{pmatrix}
\longrightarrow
\begin{pmatrix}
1 & 2 & 0 & 3 \\
0 & 0 & 1 & 2 \\
0 & 0 & 0 & 0
\end{pmatrix}
= U
\]
Dit stelsel heeft de volgende oplossingsverzameling:
\begin{align*}
V
&= \{ (-2x_2-3x_4,x_2,-2x_4,x_4) \mid x_2,x_4 \in \mathbb{R} \} \\
&= \{ x_2(-2,1,0,0) + x_4(-3,0,-2,1) \mid x_2,x_4 \in \mathbb{R} \}
\end{align*}
Hieruit volgt de basis voor de \textbf{nulruimte}: $\{ (-2,1,0,0), (-3,0,-2,1) \}$.\\
Omdat $x_1$ en $x_3$ de gebonden variabelen zijn, is de basis van de \textbf{kolomruimte} gelijk aan de kolommen $c_1$ en $c_3$ uit de oorspronkelijke matrix $A$, dus $\{(1,2,1),(1,-3,-1)\}$.\\
Een basis voor de \textbf{rijruimte} is gelijk aan de niet-nulrijen in de rijgereduceerde matrix $U$ (want $R(A)$ en $R(U)$ zijn gelijk en niet-nulrijen in de rijgereduceerde matrix zijn lineair onafhankelijk en voortbrengend), dus $\{(1,2,0,3),(0,0,1,2)\}$.
\subsubsection*{b)}
\[
A =
\begin{pmatrix}
1 & 1 & 1\\
1 & 1 & -1\\
1 & -1 & 1\\
1 & -1 & -1
\end{pmatrix}
\longrightarrow
\begin{pmatrix}
1 & 0 & 0\\
0 & 1 & 0\\
0 & 0 & 1\\
0 & 0 & 0
\end{pmatrix}
= U
\]
Hierdoor krijgen we de oplossingsverzameling $\{(0,0,0)\}$. De basis van de \textbf{nulruimte} is dus $\emptyset$.\\
De rijen $r_1, r_2, r_3$ zijn niet-nulrijen, de basis van de \textbf{rijruimte} is dus $\{(1,0,0), (0,1,0), (0,0,1)\}$.\\
De kolommen $c_1, c_2, c_3$ zijn onafhankelijk en voortbrengend, de basis van de \textbf{kolomruimte} is dus $\{(1,1,1,1), (1,1,-1,-1), (1,-1,1,-1)\}$.
\subsubsection*{c)}
\[
A =
\begin{pmatrix}
0 & 1 & -1 & -2 & 1 \\
1 & 1 & -1 & 3 & 1 \\
2 & 1 & -1 & 8 & 3 \\
0 & 0 & -2 & 2 & 1 \\
3 & 5 & -5 & 5 & 10\\
\end{pmatrix}
\longrightarrow
\begin{pmatrix}
1 & 0 & 0 & 5 & 0 \\
0 & 1 & 0 & -3& 0 \\
0 & 0 & 1 & -1& 0 \\
0 & 0 & 0 & 0 & 0 \\
0 & 0 & 0 & 0 & 0 \\
\end{pmatrix}
= U
\]
De oplossingsverzameling is de volgende.
\[
\{ x_4(-5,3,1,1,0) + x_5(0,0,0,0,1) \mid x_4, x_5 \in \mathbb{R}\}
\]
De \textbf{nulruimte} wordt dus bepaald door $\{ (-5,3,1,1,0) , (0,0,0,0,1) \}$.\\
De eerste drie rijen van de rijgereduceerde matrix $U$ vormen een basis voor de \textbf{rijruimte}.\\
De eerste drie kolommen van de oorspronkelijke matrix $A$ vormen een basis voor de \textbf{kolomruimte}.
\subsection{Oefening 22}
\subsubsection*{b)}
We nemen de basissen samen en reduceren tot een nieuwe basis voor $U+W$.
\[
\begin{pmatrix}
1 & 0 & 0 & 1 \\
-1 & 1 & 0 & 0 \\
0 & -1 & 1 & 0 \\
0 & 0 & -1 & -1
\end{pmatrix}
\longrightarrow
\begin{pmatrix}
1 & 0 & 0 & 1 \\
0 & 1 & 0 & 1 \\
0 & 0 & 1 & 1 \\
0 & 0 & 0 & 0
\end{pmatrix}
\]
Een basis voor $U+W$ is dus:
\[
\left\{
\begin{pmatrix}
1 & -1 \\
0 & 0
\end{pmatrix},
\begin{pmatrix}
0 & 1 \\
-1 & 0
\end{pmatrix},
\begin{pmatrix}
0 & 0 \\
1 & -1
\end{pmatrix}
\right\}
\]
Hieruit volgt dat $\dim(U+W) = 3$. Aangezien $\dim U = 2$ en $\dim W = 2$, geldt:
\begin{align*}
\dim(U+W) + \dim(U \cap W) &= \dim U + \dim W \\
\dim(U \cap W) &= 2+2-3 = 1
\end{align*}
Omdat $\dim(U \cap W) \neq 0$, kunnen we besluiten dat $U+W$ geen directe som is.
\subsection{Oefening 23}
Ik ga ervan uit dat we een bewijs moeten geven van deze stelling. Het staat er namelijk nergens bij.\\
Zij $V$ een vectorruimte met $\beta$ een basis ervan. Zij $\beta_1,...,\beta_k$ de disjuncte unie ervan. Noteer $U_i=vct(\beta_i)$.
\subsubsection*{Te Bewijzen}
\[
V = U_1 \oplus U_2 \oplus ... \oplus U_k
\]
\subsubsection*{Bewijs}
\begin{proof}
We weten dat voor elke $\beta_i,\beta_j$ de vectoren lineair onafhankelijk zijn, want samen vormen ze een basis. We weten dus al dat $\forall U_i,U_j: U_i \cap U_j = \{0\}$.\\
Nu hoeven we enkel nog te bewijzen dat $\sum_i U_i=V$. Voor elke $u_i \in U_i$ geldt dat $u_i = \sum_k\lambda_k\beta_{ik}$, in woorden: ``elke $u_i$ is een lineaire combinatie van de basisvectoren van $U_i$''. $\sum_i U_i$ bevat alle mogelijke lineaire combinaties van alle mogelijke $u_i$. Deze combinaties kunnen geschreven worden als lineaire combinaties van de vectoren in $\beta$. Nu hebben we dus bewezen dat $\sum_i U_i=V$ en $\forall U_i,U_j: U_i \cap U_j = \{0\}$. Hieruit volgt dat $\bigoplus_iU_i=V$.
\end{proof}
\subsection{Oefening 25}
\textit{Te bewijzen.}
\[
U \oplus W = \mathbb{R}^{n \times n}
\]
\begin{proof}
We controleren de voorwaarden van een directe som.
\begin{itemize}
\item $U \cap W = 0$
Het is duidelijk dat $U \cap W$ enkel de nulmatrix bevat.
\item $U+W = \mathbb{R}^{n \times n}$
De som van 2 vierkante matrices behorende tot $\mathbb{R}^{n \times n}$ is opnieuw een vierkante matrix behorende tot $\mathbb{R}^{n \times n}$.
\end{itemize}
\end{proof}
\subsection{Oefening 26}
We kiezen $U = \text{vct}\{(0,1,0), (0,0,1)\}$. Hierdoor is $(\mathbb{R}, \mathbb{R}^3, +) = U + W$ en $U \cap W = \{0\}$.\\
We bekomen $v = (2,2,0) = \lambda_1 (1,6,4) + \lambda_2 (0,1,0) + \lambda_3 (0,0,1)$. Na dit in een matrix te gieten en dit stelsel op te lossen bekomen we $\lambda_1 = 2$, $\lambda_2 = -10$ en $\lambda_3 = -8$. Dus:
\begin{align*}
v &= 2\cdot (1,6,4) -10\cdot (0,1,0) -8\cdot (0,0,1)
= (2,12,8) - (0,-10,0) - (0,0,-8) \\
&= v_U + v_W = (0,-10,-8) + (2,12,8)
\end{align*}
Op dezelfde manier berekenen we $w$ als som van een vector in $U$ en een vector in $W$.
\[
w = w_U + w_W = (0,4,4) + (0,0,0)
\]
\subsection{Oefening 27}
\subsubsection*{a)}
Stel $\lambda_1,\lambda_2 \in \mathbb{R}$ zodat:
\begin{align*}
&\lambda_1 v_1 + \lambda_2 v_2 = 0 \\
&\lambda_1(1,0,1,1,2,3,5,8,\ldots) + \lambda_2(0,1,1,2,3,5,8,\ldots) =(0,0,\ldots)
\end{align*}
We nemen nu de eerste component van $v_1$ en $v_2$:
\begin{align*}
\lambda_1 \cdot 1 + \lambda_2 \cdot 0 = 0
& \Rightarrow \lambda_1 = 0 \\
\lambda_1 \cdot 0 + \lambda_2 \cdot 1 = 0
& \Rightarrow \lambda_2 = 0
\end{align*}
Hieruit volgt dat $\lambda_1 = \lambda_2 = 0$ en dus zijn $v_1$ en $v_2$ lineair onafhankelijk.
\subsubsection*{b)}
We beweren dat $v_3 = v_1 + v_2$.\\
We bewijzen dat $(v_3)_n = (v_1 + v_2)_n$ \hspace{5pt} $\forall n \in \mathbb{N}$\\
Dit tonen we aan per inductie:\\
\underline{Basisstap:} $(v_1 + v_2)_0 = (v_3)_0 \rightarrow (1 + 0) = 1$\\
\hspace*{4.5em} $(v_1 + v_2)_1 = (v_3)_1 \rightarrow (0 + 1) = 1$\\
\underline{Inductiestap:} Neem $n \geq 2$ en veronderstel dat $(v_1 + v_2)_{n-1} = (v_3)_{n-1}$ en $(v_1 + v_2)_{n-2} = (v_3)_{n-2}$.\\
\[
(v_1 + v_2)_n \overset{v_1 + v_2 \in V}{=} (v_1 + v_2)_{n-1} + (v_1 + v_2)_{n-2} \overset{inductiehypothese}{=} (v_3)_{n-1} + (v_3)_{n-2} = (v_3)_n
\]
\subsubsection*{c)}
Een basis is vrij en voortbrengend. $\beta = \{v_1,v_2\}$ is vrij (zie a).
Nu valt nog te bewijzen: "$\beta$ is voortbrengend voor $V$."
\begin{proof}
Neem een willekeurige vector $v \in V$. We tonen aan dat $v$ te schrijven valt als een lineaire combinatie van $v_1$ en $v_2$.
\[
v=(x_1,x_2,x_3,...)
\]
Waarbij geldt $\forall n \ge 1, n \in \mathbb{N}: x_{n+2}=x_{n+1}+x_n$
\[
v = \lambda_1v_1 + \lambda_2v_2
\]
\[
v = (\lambda_1,\lambda_2,\lambda_1+\lambda_2,\lambda_1+2\lambda_2,...)
\]
Elk element in $v$ voldoet dus aan de volgende recursieve formule.
\[
v_{n+2} = v_{n+1}+v_n=\lambda_1v_{1_{n+1}}+\lambda_2v_{2_{n+1}} + \lambda_1v_{1_{n}}+\lambda_2v_{2_{n}};
\]
Dit is juist volgens de definitie van vectorsom en scalaire vermenigvuldiging.
\end{proof}
\subsubsection*{d)}
$v_3 = (1,1)$
\subsection{Oefening 28}
\textit{Gegeven.}\\
We defini\"eren $v_i = (0,0,\ldots,0,0,1,0,0,\ldots)$ waarbij de 1 op de $i$-de plaats staat.
\[
A = \{v_1,v_2,\ldots,v_n,\ldots\}
\]
\subsubsection*{a)}
\textit{Te bewijzen.}\\
$A$ is een vrij deel van $\mathbb{R}^\mathbb{N}$.
\begin{proof}
Zij $\lambda_1,\lambda_2,\ldots,\lambda_k \in \mathbb{R}$ en $(v_i)_1,(v_i)_2,\ldots,(v_i)_k$ verschillende elementen in $A$ zodat:
\[
\lambda_1 (v_i)_1 + \lambda_2 (v_i)_2 + \ldots + \lambda_k (v_i)_k = 0
\]
Als je naar de $(i)_j$-de plaats kijkt, zie je dat $\lambda_j=0$ met $j \in \{1,2,\ldots,k\}$.\\
Hieruit volgt dus $\lambda_1 = \lambda_2 = \ldots = \lambda_k = 0$.
\end{proof}
\subsubsection*{b)}
\textit{Te bewijzen.}\\
$A$ is geen basis van $\mathbb{R}^\mathbb{N}$. Dus $A$ is niet voortbrengend.
\begin{proof}
Neem vector $x=(1,1,\ldots) \in \mathbb{R}^\mathbb{N}$, we gaan nu bewijzen dat je die vector $x$ niet kan vormen door een \textbf{eindige} som te nemen van vectoren uit $A$.\\
Neem willekeurige $f_1,f_2,\ldots,f_n \in A$, dan is er een $i \in \mathbb{N}$ zodat:
\[
v_i \not \in \{f_1,f_2,\ldots,f_n\}
\]
Dus op plaats $i$ in $x$ zal een 0 komen waardoor je $(1,1,\ldots)$ niet kan vormen.
\end{proof}
\subsection{Oefening 29}
\subsubsection*{(a)}
Niet waar. Tegenvoorbeeld.\\
In $V=(\mathbb{R},\mathbb{R},+)$ defini\"eren we $\alpha = \{1\}$ en $\beta = \{2\}$, deze zijn beide vrij in $V$.\\
Het is echter makkelijk in te zien dat hun unie $\alpha \cup \beta = \{1,2\}$ niet vrij is in $V=(\mathbb{R},\mathbb{R},+)$.
\subsubsection*{(b)}
Niet waar. Tegenvoorbeeld.\\
Kies $V = W = \mathbb{R}$ en $\alpha = \{1\}$ en $\beta = \{-1\}$.\\
Dan is $V \cap W = V = W = \mathbb{R}$ en $\alpha \cap \beta = \emptyset$ en is dus te klein om een basis te zijn in $\mathbb{R}$.
\subsubsection*{(c)}
Niet waar. Tegenvoorbeeld:\\
Kies $V= \mathbb{R}$, $v=-1$ en $w=1$ die beiden behoren tot $V$.\\
Nu geldt dat $v+w \in \{0\}$. Het is duidelijk dat $\{0\}$ een deelruimte is van $V$ maar $v \not \in \{0\}$ en $w \not \in \{0\}$.
\subsubsection*{(d)}
Waar.
\[
0 \le \dim U_1 \le \dim U_2 \le \ldots \le \dim U_r \le n
\]
Omdat $r > n+1$ moet er een $i$ bestaan zodat: