De kern van de wetgeving over hergebruik van gegevens / informatie in Nederland, wordt gevormd door de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who). Dat is een omzetting van de Europese Open data richtlijn (Richtlijn 2019/1024/EU). Naast de Who zijn nog een aantal andere wetten relevant voor hergebruik. Sommige betreffen alleen specifieke soorten gegevens en/of zijn alleen relevant voor specifieke organisaties. Andere zijn (bijna) altijd van belang bij het beschikbaar stellen van gegevens voor hergebruik. Om een scherp beeld te krijgen van het relevante wettelijke landschap, stipt deze handleiding ze hieronder kort aan.
In de eerste plaats heeft hergebruik onder de Who alleen betrekking op openbare documenten. Daarom is wetgeving die gaat over openbaarmaking ook belangrijk. Het gaat in het bijzonder om de Wet open overheid (Woo), maar daarnaast ook om wet- en regelgeving op basis waarvan openbare registers worden bijgehouden. Onder dat laatste vallen onder andere de Handelsregisterwet 2007, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en de Kadasterwet.
In de tweede plaats kunnen documenten persoonsgegevens bevatten. De bescherming daarvan wordt geregeld door de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG, 2016/679) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG).
In de derde plaats kunnen gegevens daarnaast beschermd zijn op grond van intellectuele eigendomsrechten. Daarop kunnen de Auteurswet, Wet op de naburige rechten en Databankenwet van toepassing zijn.
In de vierde plaats is voor archieven een deel van het hergebruikrecht geregeld in de archiefwetgeving. Dat is op dit moment de Archiefwet 1995, die in de toekomst waarschijnlijk zal worden vervangen door een nieuwe Archiefwet.
In de vijfde plaats worden de regels over specifieke hoogwaardige gegevenssets grotendeels geregeld in de Uitvoeringsverordening HVDL (Verordening 2023/138) van de Europese Commissie. De grondslag voor die uitvoeringsverordening ligt in de Open data richtlijn. De Europese Commissie heeft de bevoegdheid om meerdere HVD-uitvoeringsverordeningen te maken over verschillende gegevenssets en om de thema's uit te breiden waarop die HVD-uitvoeringsverordeningen kunnen zien. De verwachting is daarom dat er in de toekomst meer gegevenssets via HVD-uitvoeringsverordening zullen worden aangewezen.
In de zesde plaats zijn de Europese Datagovernanceverordening (Verordening 2022/868, DGA) en de bijbehorende Nederlandse uitvoeringsregelgeving (Uitvoeringswet Datagovernanceverordening en lagere regelgeving) van invloed op de toepasselijkheid van de Who. Hoofdstuk II van de DGA geeft faciliteiten voor een andere vorm van hergebruik van overheidsinformatie. Het gaat daarbij juist om bepaalde gegevens die niet openbaar kunnen worden gemaakt omdat ze daarvoor te gevoelig zijn. DGA-hergebruik is veel beperkter dan Who-hergebruik, omdat DGA-hergebruik alleen mag plaatsvinden op een manier waarop de gegevens beschermd blijven en de doeleinden van dat hergebruik beperkt zijn tot enkele doelen van algemeen belang (op basis van nationale wetgeving).
Enkele van de bovengenoemde wetten zullen hieronder vanwege hun relevantie verder worden uitgewerkt.
Nederland kent veel openbaar toegankelijke wettelijke registers. Denk bijvoorbeeld aan de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), het Handelsregister (HR) en de Kadastrale Basisregistratie (BRK). Op gegevens in die registers is de Who ook van toepassing, met één belangrijke uitzondering: de Who is niet van toepassing op openbare persoonsgegevens die in dat soort registers zijn opgeslagen. Die persoonsgegevens worden namelijk openbaar gemaakt op basis van andere wetgeving. Zoals gesteld in de Handelsregisterwet 2007, die voor specifieke doelen is ingesteld, bijvoorbeeld om te kunnen weten met wie je zaken doet. Die persoonsgegevens zijn niet bedoeld om hergebruikt te worden voor andere doeleinden. Wanneer dit wel wordt gedaan, is dat in strijd met het doelbindingsbeginsel van de AVG.
De Who laat ruimte om bij algemene maatregel van bestuur of in andere wetgeving te regelen dat bepaalde persoonsgegevens toch beschikbaar zijn voor hergebruik. Op dit moment zijn naast de Who geen aanvullende regels van toepassing. Daarnaast is het mogelijk dat in de registerwetgeving in meer detail wordt bepaald wat een afnemer van de overheidsinformatie allemaal mag doen met die informatie, zonder dat de Who daaraan te pas komt. Omdat dat buiten de werking van de Who valt, wordt dat hier buiten beschouwing gelaten.
Een verzoek om hergebruik van openbare persoonsgegevens in openbare registers moet (dus in principe) worden afgewezen. Als een verzoek betrekking heeft op zowel persoonsgegevens als ook op niet-persoonsgegevens en die gegevens zijn gemakkelijk van elkaar te scheiden, dan moet alleen het deel van het verzoek dat over persoonsgegevens gaat worden afgewezen. De niet-persoonsgegevens kunnen wel beschikbaar worden gesteld voor hergebruik. Als de persoonsgegevens en de niet-persoonsgegevens niet gemakkelijk van elkaar zijn te scheiden, kan de verstrekkende overheidsorganisatie het verzoek helemaal afwijzen, of voorstellen om die (ingewikkelde) scheiding op kosten van de verzoeker te maken. Ook kan de verstrekkende overheidsorganisatie een geanonimiseerde gegevensset voor hergebruik beschikbaar stellen, als dat voldoet aan de wensen van de verzoeker. Ook daarvoor mogen extra kosten in rekening worden gebracht. Voordat de overheidsorganisatie iets doet waarvoor kosten in rekening worden gebracht, moet deze wel aan de verzoeker inzicht bieden in die kosten, zodat de verzoeker kan bepalen of deze bereid is om daarvoor te bepalen.
Iedereen heeft recht op toegang tot informatie over wat de overheid doet, hoe ze dat doet en waarom. Dit is geregeld in de Wet open overheid (hierna ‘de Woo’). Overheidsorganisaties moeten informatie uit zichzelf openbaar maken (‘actieve openbaarmaking’) of als iemand daarom vraagt (‘openbaarmaking op verzoek'). Door de Woo moet transparanter worden wat de overheid doet en waarom. Overheidsinformatie is openbaar, behalve als er een reden is waarom dat niet kan.
De Woo richt zich op het (actief) openbaar maken van informatie en niet op hergebruik van informatie. De Who functioneert in afhankelijkheid van dit openbaarmakingsregime. De Who heeft betrekking op (bepaalde) informatie die al openbaar is (bijvoorbeeld door de Woo) en stelt vervolgens eisen aan de manier waarop en de voorwaarden waaronder die informatie moet worden aangeboden voor hergebruik. De Who richt zich niet op de vraag óf documenten/gegevens openbaar moeten worden gemaakt. Dit wordt grotendeels bepaald door de Woo, maar er zijn ook andere wetten die overheidsorganisaties verplichten om bepaalde gegevens en informatie openbaar te maken.
De personele reikwijdte (welke type organisaties vallen onder de wet) van de Who is breder dan de Woo. Met de Wet implementatie Open data richtlijn is de Who niet slechts meer van toepassing op ‘met een publieke taak belaste instellingen’[1], in de praktijk alle bestuursorganen [2], maar ook op ‘overheidsondernemingen’. Dit houdt in dat ook andere organisaties, zoals organisaties die door de overheid worden gefinancierd of op een bepaalde manier onder leiding staan van overheidsorganisaties onder de Who vallen.[3]. De reikwijdte van de Who is hiermee uitgebreid waardoor overheidsondernemingen ook onder de Who vallen en, onder omstandigheden, onderzoeksgegevens die in beheer zijn van instellingen voor hoger onderwijs, onderzoeksinstellingen of instellingen die onderzoek financieren ook voor hergebruik beschikbaar worden gesteld.
De samenloop van de Who en de Woo moet ertoe leiden dat zoveel mogelijk gegevens actief openbaar worden gemaakt en voor hergebruik worden aangeboden. Bestuursorganen en overheidsondernemingen moeten hun documenten zo maken dat ze makkelijk toegankelijk en herbruikbaar zijn. De Who is dus van toepassing op documenten die openbaar worden gemaakt dankzij de Woo. Informatie dient beschikbaar te worden op een manier die hergebruik gemakkelijk en toegankelijk maakt.
Meer informatie over de Wet open overheid is te vinden op de websites van de Rijksoverheid en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
[1] Dat begrip verwijst naar wat Europeesrechtelijk als ‘openbaar lichaam’ wordt aangeduid. Omdat ‘openbaar lichaam’ in het Nederlandse bestuursrecht niet hetzelfde is, is destijds gekozen voor een andere benaming in de Who. [2] Inclusief entiteiten die op grond van artikel 1:1, tweede lid, van Algemene wet bestuursrecht zijn uitgesloten van het bestuursorgaanbegrip. [3] Waaronder alle organisaties die worden genoemd in artikel 2.2 van de Woo.
De Archiefwet geldt voor alle informatie en gegevens die door overheden worden vastgelegd. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt in de (technische) vorm van informatie of de plaats waar deze is opgeslagen, als ook niet of deze informatie digitaal is of analoog. Ook de overheidsinformatie die in bijvoorbeeld bedrijfsapplicaties is vastgelegd valt onder deze wet. Het toepassingsbereik van de Who is breder dan het toepassingsbereik van de Archiefwet. De Archiefwet is slechts van toepassing op overheidsorganen.
De Archiefwet verplicht overheidsorganen ‘zorg te dragen voor de vernietiging van de daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden’. Archiefbescheiden die vernietigd zijn conform selectielijst, inclusief opgemaakt proces-verbaal, kunnen niet in aanmerking komen voor hergebruik. Na 20 jaar wordt overheidsinformatie die niet voor vernietiging in aanmerking komt en ouder is dan twintig jaar overgebracht naar een archiefbewaarplaats’. Bij het overbrengen van overheidsinformatie naar een archiefbewaarplaats geldt het uitgangspunt dat deze informatie openbaar is. Voor naar een archiefbewaarplaats overgebrachte informatie geldt dat deze in algemene zin niet onder de Who valt, tenzij anders bepaald. Dat laatste betekent dat er daarvoor in de Archiefwet ook verwijzingen staan naar de Who. Het gaat dan bijvoorbeeld om Who-regels voor formaten en voorwaarden bij een gebruiksverzoek. De Archiefwet kan ‘beperkingen aan de openbaarheid voor een bepaalde termijn’ stellen. Daarvoor voorziet de Archiefwet drie uitzonderingsgronden die ook hergebruik limiteren: de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, het belang van de staat (of bondgenoten) en onevenredige bevoordeling van natuurlijke personen.
Meer informatie over de Archiefwet is te vinden op de websites van de Rijksoverheid, het Nationaal Archief en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
De Wet implementatie Open data richtlijn (hierna: “Wiodr”) wijzigt de Who op een aantal punten:
- Beperken van in rekening te brengen kosten door het verlagen van barrières voor markttoegang tot overheidsinformatie;
- Uitbreiden reikwijdte van organisaties die onder de Who vallen. Het toevoegen van meerdere organisaties vergroot de toegang tot gegevens, als ook biedt dit toegang tot nieuwe gegevens. Door het toevoegen van publieke en publiek gefinancierde gegevens onder de Who, zijn bijvoorbeeld gegevens van overheidsbedrijven opvraagbaar, met betrekking tot de transport- en nutssectoren, en ook onderzoeksgegevens waarvan de productie publiek gefinancierd is. Wel hebben deze instellingen vanwege hun bijzondere karakter een afwijkende positie;
- Minimaliseren van exclusieve rechten. Het beperken van de voorsprong van eerste marktpartijen, waardoor grote bedrijven vaak voorrang en een voorsprong hebben waarmee het potentiële aantal hergebruikers wordt beperkt. Dit is aangepast door een meer transparant proces te verplichten bij het aangaan van publiek-private samenwerkingsverbanden;
- Aanbieden van dynamische gegevens. Het vergroten van kansen voor bedrijven en ontwikkelaars door het aanmoedigen van het aanbieden van dynamische gegevens via API’s;
- Verplichtingen voor bepaalde datasets. Het introduceren van een Europees vastgestelde lijst van Specifieke Hoogwaardige Datasets die in machinaal leesbaar formaat en kosteloos via API’s beschikbaar moeten worden gesteld;
- Extra waarborgen voor het beschermen van privacy en persoonsgegevens. Hergebruikers mogen de gegevens niet gebruiken om mensen te heridentificeren of pseudonimisering ongedaan te maken. Als hier een inbreuk op wordt gemaakt, dan moet dit worden teruggemeld aan de dataprovider, zodat hierop maatregelen kunnen worden genomen. Wanneer hergebruikers gegevens doorgeven aan derden, dan gelden die voorwaarden ook voor hen. Dataproviders kunnen bovendien aanvullende voorwaarden opleggen aan hergebruikers ter bescherming van persoonsgegevens.
Deze sectie legt het Europeesrechtelijke kader uit omtrent hergebruik van overheidsinformatie. De focus ligt daarbij op Richtlijn 2019/1024, hierna “Open data Richtlijn ” genoemd. Allereerst geven we aan wat de betekenis en functie is van Richtlijnen in de Europese Unie en hoe deze zich verhouden tot het Nederlands recht. Vervolgens specificeren we de Open data Richtlijn en wat de praktische implicaties zijn van de Richtlijn voor de Who na omzetting via de Wiodr.
Artikel 288 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: “VWEU”) stelt vijf instrumenten ter beschikking om haar bevoegdheden uit te oefenen. Eén daarvan is de richtlijn, die het artikel als volgt definieert: “Een richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, doch aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen.”
Hieruit volgt dat elke Richtlijn twee componenten heeft:
- Ten eerste legt een Richtlijn een algemene Europese standaard neer die primair geldt voor lidstaten, bestaande uit een minimaal te realiseren resultaat met per bepaling aangegeven af- of uitwijkingsmogelijkheden.
- Ten tweede laat de EU aan de lidstaten zelf hoe zij deze standaard realiseren. Op deze manier schept een richtlijn ruimte voor overheden om wetgeving te maken die aansluit bij de karakteristieken van de lidstaat.
De Wiodr vult deze tweede component in voor de Open data richtlijn. Voor de eerste component geeft de volgende sectie antwoord op de volgende vragen:
- Welke wijzigingen brengt de Open data Richtlijn aan ten opzichte van vorige wetgeving?
- Welke standaard legt de EU met de Open data Richtlijn? Waarom?
- Welke minimale eisen gelden aan de nationale wetgeving?
De maatschappelijke waarde van overheidsinformatie staat al sinds 1999 op de Europese agenda. Verscheidene stappen lagen aan wetgeving ten grondslag. Als onderdeel van het actieplan e-Europa 2002 riep de Commissie op 8 december 1999 de Europese Raad op om “betere toegang tot de informatie van de overheidsdiensten” te realiseren. Op 23 en 24 maart 2000 nam de Europese Raad dit advies over, waarop de Raad van de Europese Unie (hierna “Raad”) op 25 maart 2002 de resolutie over het actieplan e-Europa aannam. Hierin drong de instelling aan op vergroting van de toegankelijkheid van openbare websites en de inhoud ervan. Dit bracht de Commissie op 5 juni van datzelfde jaar tot het indienen van een voorstel tot een Richtlijn voor hergebruik en commerciële exploitatie van overheidsdocumenten. Een kleine anderhalf jaar later, op 17 november 2003, namen het Europees Parlement en de Raad de Eerste Richtlijn inzake het hergebruik van overheidsinformatie aan (Richtlijn 2003/98). Vergelijkbare procedures lagen ten grondslag aan de tweede (Richtlijn 2013/37) en aan de huidig geldende wet, Richtlijn 2019/1024.
De eerste Richtlijn met betrekking tot het hergebruik van overheidsinformatie trad op 31 december 2003 in werking. Deze Richtlijn is algemeen aangeduid als de publieke sector informatie richtlijn (‘PSI-Richtlijn’). Hierin definieerde de Uniewetgever hergebruik als het gebruik door natuurlijke en rechtspersonen van door overheden aangemaakte informatie voor andere doeleinden (commercieel of niet-commercieel) dan het originele, en schepte de eerste normen om hergebruik te faciliteren. De voornaamste verplichtingen uit deze Richtlijn waren:
- Een voorwaardelijke verplichting tot het voor hergebruik mogelijk maken van overheidsinformatie: lidstaten hadden onder de PSI-Richtlijn nog de expliciete mogelijkheid om hergebruik wettelijk uit te sluiten.
- Overheden mochten tarieven stellen voor het voor hergebruik beschikbaar maken van overheidsinfo, mits ten hoogste de kosten voor verzameling, productie, vermenigvuldiging en verspreiding, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen.
- Overheden mochten licentievoorwaarden hanteren, mits zij het hergebruik niet nodeloos zouden beperken.
- Verder mochten overheden deze en andere voorwaarden enkel gebruiken als zij die vooraf kenbaar maakten aan (rechts)personen.
- In beginsel was toegang tot hergebruik open voor éénieder en behelsde de Richtlijn een verbod op exclusiviteitsregelingen, met een in tijd beperkte uitzondering voor exploitanten van diensten van algemeen belang. Nederland nam deze bepalingen uit de Richtlijn op 22 december 2005 op in oud-hoofdstuk V-A van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
De herzieningsrichtlijn uit 2013 wijzigde Richtlijn 2003/98 op vier belangrijke punten:
- De reikwijdte van de richtlijn breidde uit met enkele instellingen, namelijk (universiteits)bibliotheken, archieven en musea, maar bleef tot deze culturele instellingen beperkt. De reden hiervoor was dat hun verzamelingen waardevol materiaal bevat, terwijl andere culturele instellingen zoals orkesten, operahuizen, balletgezelschappen en theaters voornamelijk gebruikmaken van auteursrechtelijk beschermd materiaal.
- Lidstaten kregen de verplichting om aan verzoeken tot hergebruik te voldoen, tenzij er gegronde redenen zijn om dit te weigeren.
- Tarieven zouden ten hoogste de marginale kosten mogen bevatten.
- Alle openbare lichamen moesten zoveel mogelijk overheidsinformatie in een open en machinaal leesbaar formaat aanbieden en gebruikmaken van formele open standaarden.
Na de herziening van de Richtlijn en met de inwerkingtreding van de Who op 18 juli 2015 kwamen de artikelen in oud-hoofdstuk V-A van de Wob te vervallen.
De Wiodr zet Richtlijn 2019/1024 om in de Nederlandse rechtsorde. Het Publicatieblad van de Europese Unie van 26 juni 2019 maakte de Richtlijn bekend. De Richtlijn trad vervolgens op 17 juli 2019 in werking, met een tweejarige omzettingstermijn. De regels uit deze Richtlijn zijn volgens de Uniewetgever meer geschikt om tegemoet te komen aan de maatschappelijke veranderingen die machinaal leren, artificiële intelligentie en het internet der dingen (Engels: Internet of Things, IoT) met zich brengen (Het internet der dingen is het geheel aan apparaten ("dingen") dat via internetverbindingen met andere apparaten of systemen in contact staat en daarmee gegevens uitwisselen). Omdat lidstaten sinds de Richtlijnen uit 2003 en 2013 veelal hun beleid omtrent hergebruik ambitieuzer hebben ingestoken dan het minimumniveau uit die Richtlijnen, legt Richtlijn 2019/1024 een nieuw minimumharmonisatieniveau vast omtrent hergebruik.
De Richtlijn heeft drie hoofdfuncties:
- Stimuleren van grensoverschrijdend hergebruik van overheidsinformatie,
- Helpen ontwikkelen van EU-brede goederen of diensten met behulp van overheidsinformatie, en
- Tegengaan van mededingingsverstoringen bij PSI-gerelateerde activiteiten.
Verder legitimeert de Richtlijn:
- de vaststelling van een Europese lijst van hoogwaardige datasets.
- het wegnemen van obstakels die in de weg staan aan hergebruik.
- het verduidelijken van de verhouding van de Open data Richtlijn tot andere regelgeving, zoals de AVG (Verordening (EU) 2016/679) en Richtlijnen over de bescherming van databanken (Richtlijn 96/9/EG), over de toegang van het publiek tot milieu-informatie (Richtlijn 2003/4/EG) en de Inspire Richtlijn, die een infrastructuur opricht voor ruimtelijke informatie in de EU (Richtlijn 2007/2/EG).
De normen uit de Open data Richtlijn gelden voor openbare lichamen van de lidstaten, specifieke overheidsondernemingen, en bibliotheken (met inbegrip van universiteitsbibliotheken), musea en archieven. Openbare lichamen zijn alle (de)centrale overheidsinstanties, publiekrechtelijke instellingen en/of samenwerkingsverbanden hiertussen. Overige culturele instellingen, ongeacht hun publiekrechtelijke status, vallen buiten de verplichtingen van de Richtlijn.
De Richtlijn gebruikt verschillende termen om naar overheidsinformatie te verwijzen. Primair geldt de Richtlijn voor “documenten”, en voor “met overheidsmiddelen gefinancierde onderzoeksgegevens”. Voor de definitie van documenten, zie de definitiepagina.
Verder geldt de Richtlijn alleen als openbare lichamen documenten aanmaken of verkrijgen in lijn met de wettelijke taken die zij uitvoeren, en blijft zij buiten toepassing voor een aantal specifieke soorten documenten en voor logo’s, wapens en insignes. Deze zijn terug te vinden in artikel 1 lid 2 van de [Open data Richtlijn] (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32019L1024).
Daarnaast regelt de Richtlijn iets voor specifieke soorten gegevens. Onderzoeksgegevens onder de Richtlijn zijn digitale documenten die voortkomen uit met overheidsmiddelen gefinancierd wetenschappelijk onderzoek en die dus bij wetenschappelijke handelingen vrijkomen. Net als onder de Wet implementatie Open data richtlijn vallen hieronder statistieken, resultaten van experimenten, metingen, observaties op basis van terreinwerk, enquêteresultaten, opnames van interviews en beelden. Ook de gegevens over de gegevens (metagegevens), zoals specificaties en andere digitale objecten horen daarbij. Dynamische gegevens zijn digitale documenten die voortdurend geactualiseerde gegevens bevatten, wat onderzoeksgegevens kunnen zijn. De Richtlijn merkt ook gegevens die sensoren aanmaken als dynamisch aan. Ook regelt de Richtlijn de voorwaarden voor hergebruik van ruimtelijke overheidsinformatie binnen de Inspire-richtlijn.
Openbare lichamen moeten in beginsel hergebruik van bestaande documenten inclusief de gegevens over de gegevens (“metagegevens”) onvoorwaardelijk mogelijk maken. De norm hiervoor verlangt enerzijds proactief handelen van de openbare lichamen; anderzijds kunnen verzoekende partijen deze verplichting (als recht op hergebruik) inroepen door verzoeken in te dienen.
Hierop moeten openbare lichamen in beginsel de documenten voor hergebruik beschikbaar stellen. Openbare lichamen mogen licenties hanteren, mits zij gebruikmaken van objectieve, evenredige, niet-discriminerende voorwaarden, die gerechtvaardigd zijn om een algemeen belang te verwezenlijken.
Als een licentie nodig is, sturen openbare lichamen binnen redelijke termijn (max 20 dagen met verlengingsmogelijkheid van nog eens 20 werkdagen bij complexe verzoeken) het licentieaanbod aan de aanvrager mee. De toepassing van de kernverplichting tot het voor hergebruik beschikbaar maken van documenten vindt plaats met afwegingen in het kader van de evenredigheid. Hierover stelt de Richtlijn dat voor eenvoudige, weinig inspanning vereisende handelingen hergebruik vorm moet krijgen door het maken of aanpassen van documenten of het verstrekken van uittreksels.
Overheidsondernemingen, bibliotheken, musea en archieven hoeven in principe geen toestemming te geven voor het hergebruik van hun gegevens, maar als ze dat wel doen, moeten de lidstaten zorgen dat dit hergebruik volgens de Richtlijn gebeurt. Hergebruik moet, net als onder de eerste PSI-Richtlijn, mogelijk zijn voor eenieder. De Richtlijn kent in de hoofdregel een verbod op exclusiviteitsregelingen, behalve voor uitvoerders van diensten van algemeen belang. Die zouden exclusieve rechten mogen voeren, waarbij het openbare lichaam de noodzakelijkheid van dat recht of die exclusiviteitsregeling maximaal om de drie jaar zal moeten heroverwegen.
Hergebruik van gegevens in databanken die bescherming genieten onder de Richtlijn Rechtsbescherming Databanken en Nederlandse Databankenwet mag alleen aan objectief, evenredige en niet-discriminerende voorwaarden onderworpen worden die gerechtvaardigd zijn door een doel van algemeen belang. Deze eisen gelden net zo voor het onderwerpen aan voorwaarden van het hergebruik. Zie ook de volgende subparagraaf. Onder de Richtlijn Rechtsbescherming Databanken kregen openbare lichamen het recht om opvraging of het hergebruik van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel gegevens te verbieden (het zogeheten recht sui generis) uit databanken die zij aan hadden gelegd door middel van substantiële investering.
De Richtlijn regelt dat openbare lichamen afwijzingsbeslissingen beredeneerd moeten gronden op de wet die de Richtlijn implementeert. De Richtlijn geeft enkele gronden aan waarop afwijzing mogelijk zou zijn:
- als hergebruiksverzoeken over documenten gaan die buiten de richtlijn vallen (artikel 1 lid 2 onder a tot en met h); of
- als hergebruiksverzoeken over documenten gaan die overheidsondernemingen bezitten, maar daar geen toestemming voor hebben verleend;
- als hergebruiksverzoeken een onevenredig grote inspanning vergen om documenten te maken of aan te passen, of uittreksels te verstrekken.
Op documenten waarop IE-recht rust dat bij een derde ligt, moet het openbare lichaam de verzoeker doorverwijzen naar de rechthebbende (indien bekend) of de licentiegever. (Universiteits)bibliotheken, musea en archieven mogen dat zelf bepalen.
Naast de bovenstaande beperkte mogelijkheden tot afwijzing, is in beginsel hergebruik onvoorwaardelijk. Voor gegevens waar intellectuele eigendomsrechten op rusten mogen voorwaarden worden opgesteld, mits deze objectief, evenredig, niet-discriminerend en gerechtvaardigd zijn door een algemeen belang. Die voorwaarden kunnen de volgende onderwerpen betreffen:
- aansprakelijkheid,
- bescherming van persoonsgegevens,
- correct gebruik van documenten,
- gewaarborgd niet-wijzigen, en
- erkennen van de bron.
Openbare lichamen hebben de mogelijkheid om het hergebruik van documenten zoveel mogelijk in te richten volgens het beginsel “open door ontwerp en standaardinstellingen”, wat meer inzicht biedt in het beleid dat zij voeren. De Richtlijn noemt dan ook open data beleid als richtpunt voor de afweging rondom hergebruik. Verder geeft de Richtlijn de concrete verplichting dat overheden bestaande documenten samen met metagegevens beschikbaar moeten stellen in:
- bestaande formaten of talen, en
- als dat mogelijk en passend is in een elektronisch format dat zo open, machinaal leesbaar, toegankelijk, vindbaar en herbruikbaar mogelijk is.
Lidstaten moeten beleid opstellen en implementeren (beleidsmaatregelen nemen) om onderzoeksgegevens standaard open en vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar te maken. Het nationale beleid ter bescherming van het algemeen belang van publieke veiligheid moet hier consistent grenzen aangeven: te volatiele gegevens moeten namelijk omwille van veiligheid beschermd kunnen blijven. Een afwijkend regime geldt voor dynamische gegevens: die moeten in beginsel onmiddellijk na verzameling via applicatieprogramma-interfaces (API's) beschikbaar komen. Dit faciliteert de doorontwikkeling van mobiele, internet- en cloudapplicaties op basis van de gegevens. Bij te grote inspanning om dit te realiseren mag een openbaar lichaam het later laten plaatsvinden, mits gemotiveerd met inachtneming van het belang van exploitatie van de waarde van die gegevens. Om documenten gemakkelijk vindbaar te maken moeten de lidstaten maatregelen nemen, zoals overzichtslijsten van documenten met relevante metagegevens online publiceren, en één enkel toegangspunt op te zetten. Openbare lichamen hebben vervolgens de keus om praktische regelingen te treffen aangaande bewaring van documenten.
Als hoofdregel geldt in de Open data Richtlijn dat openbare lichamen hergebruik van bestaande documenten mogelijk moeten maken zonder tegenprestatie. Kosteloos hergebruik geldt hoe dan ook voor onderzoeksgegevens op basis van artikel 6 lid 6 aanhef en onder b Richtlijn 2019/1024. Voor het overige mag een openbaar lichaam hoogstens marginale kosten rekenen voor vermenigvuldiging, verstrekking en verspreiding van de informatie, eventueel het anonimiseren ervan en het treffen van maatregelen voor de bescherming van vertrouwelijke informatie. Specifieke openbare lichamen, overheidsondernemingen en bibliotheken, musea en archieven mogen een verder afwijkende prijsberekening hanteren.
Openbare lichamen die inkomsten moeten krijgen om kostendekkend te werken voor de uitoefening van openbare taken, en overheidsondernemingen mogen de kostprijs hanteren voor het verzamelen, maken, vermenigvuldigen, verspreiden, opslaan en eventueel anonimiseren of treffen van andere maatregelen voor de bescherming van vertrouwelijke informatie met betrekking tot de documenten, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen. Lidstaten moeten een lijst van deze openbare lichamen online publiceren.
Bibliotheken, musea en archieven mogen de kostprijs hanteren voor het verzamelen, maken, vermenigvuldigen, verspreiden, opslaan, conserveren en vereffenen van rechten, en eventueel anonimiseren of treffen van andere maatregelen voor de bescherming van vertrouwelijke informatie met betrekking tot de documenten, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen.
Voor dit onderdeel verwijzen we naar de pagina over de HVDL Uitvoeringsverordening 2023/138.
Uiterlijk op 17 juli 2025 zal de Commissie de toepassing van de Open data Richtlijn evalueren en hierover verslag uitbrengen bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.
Ter ondersteuning van hergebruik van specifieke verzamelingen van hoogwaardige gegevens (onder de Richtlijn ‘hoogwaardige datasets’ genoemd), geeft de Richtlijn de bevoegdheid om voor deze lijst aan datasets voorwaarden vast te leggen. De preambule en de bijlage bij de Open data richtlijn noemen de zes voornaamste soorten gegevens, met enkele voorbeelden hiervan:
- postcodes, nationale en lokale kaarten (geospatiale data),
- energieverbruik en satellietbeelden (aardobservatie en milieu),
- in-situdata afkomstig van instrumenten en weersvoorspellingen (meteorologische data),
- demografische en economische indicatoren (statistiek),
- handelsregisters en registratienummers (bedrijven en eigendom van bedrijven), en
- verkeersborden en binnenwateren (mobiliteit).
De Commissie publiceerde de Uitvoeringsverordening 2023/138 (de “HWDS”-uitvoeringsverordening) hiervoor op 20 januari 2023. In de bijlage bij die Uitvoeringsverordening gaf zij per categorie uitvoeriger aan welke gegevens binnen het hoogwaardige datasetregime vallen. In navolging van artikel 14 van de Open data richtlijn, moeten openbare lichamen de gegevens hieruit:
- via APIs beschikbaar stellen,
- in machineleesbare formaten aanleveren die beantwoorden aan de redelijke behoeften van hergebruikers.
- Mits aangegeven in de bijlage, als bulksgewijze download beschikbaar stellen.
Verder moeten zij:
- kwaliteitscriteria en documentatie publiceren voor het gebruik van en dienstverleningskwaliteitscriteria over de prestaties, capaciteit en beschikbaarheid van de API’s;
- een contactpunt aanwijzen voor vragen en problemen ter waarborging van de toegankelijkheid;
- in hun beschrijvende metagegevens de in de Bijlage aangeduide datasets als hoogwaardige datasets aanmerken.
Hergebruik van gegevens uit hoogwaardige datasets moet kosteloos zijn, maar lidstaten kunnen volgens overweging 6 uit de preambule specifieke openbare lichamen (op hun verzoek en in overeenstemming met de Richtlijn) maximaal twee jaar na de inwerkingtreding van de HWDS-verordening vrijstellen van deze verplichting. De kosteloosheidsverplichting geldt niet voor bibliotheken, musea en archieven, of voor overheidsondernemingen.
De Who bevat geen bijzondere bepalingen over hoogwaardige gegevenssets in het algemeen, en neemt de verplichtingen uit de Richtlijn woordelijk over. Voor hoogwaardige datasets is ook de handreiking van Geonovum beschikbaar.
Omdat met een handomdraai informatie uit databanken te filteren en te halen is, maar het in verhouding daartoe een stuk ingewikkelder en arbeidsintensiever is om een dergelijke databank aan te leggen, dan wel te onderhouden of te beheren, legden het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie in 1996 het recht vast voor fabrikanten van databases om hergebruik of zonder meer opvragen van gegevens hiertoe te beperken. Dat recht staat geregeld in Richtlijn 96/9. De Nederlandse wetgever implementeerde deze richtlijn in de Databankenwet.
De Open data richtlijn is van invloed op de uitoefening van dit recht uit de Databankenwet. In artikel 1 lid 6 van de Open data richtlijn staat een beperking op het artikel 7 lid 1 van fabrikanten van databanken om gebruik door derden te weren. Voor zover fabrikanten dit recht hebben, mogen zij dat niet uitoefenen om hergebruik tegen te gaan of te beperken buiten de grenzen die de Open data richtlijn aangeeft.
Sinds 25 mei 2018 is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van kracht in de EU. In de AVG zijn de belangrijkste regels rondom de verwerking van de persoonsgegevens van natuurlijke personen vastgesteld.
Het doel van de AVG is de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van persoonsgegevens. Het is voornamelijk belangrijk dat de verwerking van persoonsgegevens eerlijk gebeurt, voor bepaalde doeleinden en met toestemming van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de wet voorziet. Een onafhankelijke autoriteit ziet erop toe dat deze regels worden nageleefd. Dit is in Nederland de Autoriteit Persoonsgegevens.
De AVG maakt onderscheid tussen verschillende rollen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens: de Verwerkingsverantwoordelijke, gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke en de Verwerker. Deze rollen zijn van belang om te bepalen wie er bevoegd is of zijn om beslissingen te nemen over het doel en de belangrijkste aspecten van de verwerking van persoonsgegevens, waaronder ook het hergebruik van persoonsgegevens. Kijk hier voor meer informatie op de website van de AP.
De AVG maakt onderscheid tussen (gewone) persoonsgegevens, bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten. Deze laatste twee categorieën persoonsgegevens zijn zo privacygevoelig dat het openbaar maken en voor hergebruik geschikt maken van deze gegevens een te onevenredig grote impact kan hebben op iemands leven. Hergebruik van deze gegevens mag daardoor niet. Het verwerken van bijzondere persoonsgegevens is in bijna alle gevallen verboden en alleen mogelijk onder strenge eisen. Kijk ook hiervoor op de website van de AP.
Om de verwerking van persoonsgegevens mogelijk en legitiem te maken, bevat de AVG zes beginselen waaraan iedere verwerking moet voldoen:
- Rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie (artikel 5, lid 1, onderdeel a, AVG)
- Doelbinding (artikel 5, lid 1, onderdeel b, AVG)
- Minimale gegevensverwerking (artikel 5, lid 1, onderdeel c, AVG)
- Juistheid (artikel 5, lid 1, onderdeel d, AVG)
- Opslagbeperking (artikel 5, lid 1, onderdeel e, AVG)
- Integriteit en vertrouwelijkheid (artikel 5, lid 1, onderdeel f, AVG)
Het is aan de verwerkingsverantwoordelijke om de naleving van deze beginselen aan te tonen. En de verwerkingsverantwoordelijke is de verstrekker van persoonsgegevens in deze context van de Who. De verzoeker van de overheidsinformatie heeft hierin (ook) zijn eigen verantwoordelijkheid.
Voor iedere verwerking van persoonsgegevens moet een geldige grondslag zijn. De AVG bevat zes grondslagen, die als geldig zijn aangemerkt (artikel 6 AVG). Voor een dataprovider die overheidsinformatie ter beschikking stelt voor hergebruik zijn de volgende grondslagen het meest relevant:
- De verwerking van persoonsgegevens is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust (Art. 6, eerste lid, onderdeel c, AVG)
- De verwerking van persoonsgegevens is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen (Art. 6, eerste lid, onderdeel e, AVG).
Deze grondslagen zijn van toepassing, omdat de dataprovider op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie in veel gevallen verplicht is om een verzoek om hergebruik te behandelen, om gegevens geschikt te maken voor hergebruik en om deze te verstrekken ten behoeve van hergebruik. In andere gevallen kent de Who geen verplichting, maar wel een bevoegdheid. In beide gevallen kan er een noodzaak zijn tot het verwerken van persoonsgegevens.
De dataprovider is als verwerkingsverantwoordelijke verplicht om passende maatregelen te nemen om de betrokkene transparante informatie te verstrekken over de verwerking van diens persoonsgegevens in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal (artikelen 12-14 AVG).
Daarnaast heeft de betrokkene een aantal rechten ten aanzien van de eigen persoonsgegevens en kan hiertoe een verzoek indienen bij de verwerkingsverantwoordelijke (artikelen 15-22 AVG). Het betreft de volgende rechten:
- Recht van inzage
- Recht op rectificatie en aanvulling
- Recht op het wissen van gegevens
- Recht op beperking van de verwerking
- Recht op overdraagbaarheid van gegevens
- Recht niet onderworpen te worden aan geautomatiseerde besluitvorming
- Recht van bezwaar
Uitzonderingen op de transparantieverplichtingen en de rechten van betrokkenen kunnen van toepassing zijn op grond van de AVG, maar deze moeten strikt worden geïnterpreteerd. Informatie over de rechten van betrokkenen staat op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Mocht verwerking niet op een rechtmatige manier gebeuren, dan spreken we over een inbreuk op de AVG. Een inbreuk op de AVG kan onder meer leiden tot een boete van de Autoriteit Persoonsgegevens. De Open data richtlijn maakt duidelijk dat geen afbreuk aan de AVG mag worden gedaan. Dit is vastgelegd in artikel 1, lid 4, van de Richtlijn. Dit betekent dat ook met het hergebruik van overheidsinformatie er rekening gehouden moet worden met het eerlijk en rechtmatig verwerken van de persoonsgegevens van mensen.
De Nederlandse Uitvoeringswet AVG vult de AVG aan en regelt onder andere de bevoegdheden van de Autoriteit Persoonsgegevens, uitzonderingen op het verwerkingsverbod van bijzondere persoonsgegevens en strafrechtelijke gegevens, en biedt rechtsbescherming en uitzonderingen op de rechten van betrokkenen. Ook worden specifieke, afwijkende regelingen getroffen voor onder andere verwerkingen ten behoeve van journalistieke doeleinden en academische, artistieke of literaire uitdrukkingsvormen, wetenschappelijk onderzoek of statistiek, archivering, wettelijke identificatienummers zoals het BSN.
De Datagovernanceverordening (Verordening 2022/868, hierna “Dgv”) is een specifieke wet die onder andere hergebruik regelt voor bepaalde gegevenscategorieën, een kader schept voor het aanbieden van databemiddelingsdiensten, en de verzameling en de verwerking van data voor altruïstische aanwendingen regelt. Onder deze specifieke categorieën vallen gegevens die in het bezit zijn van openbare lichamen, waarop specifieke bescherming rust, zoals vertrouwelijkheid, IE-rechten, of persoonsgegevensbescherming, voor zover die laatste categorie buiten de Open data richtlijn valt. Omdat de EU wetgever van technieken kennis heeft genomen om op een veilige wijze voor hergebruik toegang te verlenen tot dergelijke gegevens, moeten dergelijke openbare lichamen zoveel mogelijk transparantie bieden in de procedures om dat te bewerkstelligen. Zie hiertoe bijvoorbeeld overweging 7 uit de preambule van de Dgv en artikel 7 lid 4 Dgv. Een belangrijke voorwaarde voor de toepasselijkheid van deze regels is dat de openbare lichamen “uit hoofde van het nationale recht bevoegd [moeten] zijn om de toegang tot een of meer [van deze] gegevenscategorieën met het oog op hergebruik te verlenen of te weigeren.” Zie hiertoe artikel 5 lid 1 Dgv. De Dgv maakt uitdrukkelijk verbinding met de Open data richtlijn , door het toepassingsbereik van de Dgv strikt af te schermen van dat van de Open data richtlijn (zie overwegingen 4 en 10 uit de preambule van de Dgv, evenals artikel 3 lid 11 aanhef en onder de Dgv), maar eenzelfde soort aanmoediging te gebruiken voor het voor hergebruik mogelijk maken van overheidsinformatie overeenkomstig het beginsel ‘open door ontwerp en standaardinstellingen’ (zie overweging 9 uit de preambule van de Dgv).
Voor wat betreft de uitvoering van de Datagovernanceverordening, heeft de Nederlandse regering op 17 oktober 2023 aan de tweede kamer een voorstel gepresenteerd voor de Nederlandse Uitvoeringswet Datagovernanceverordening, waarin ze het afgeschermde bereik van de Open data richtlijn en de Datagovernanceverordening beaamt. Het wetsvoorstel ligt ten tijde van het schrijven van deze handleiding nog ter behandeling voor in de Tweede Kamer en is dus nog niet in werking getreden.
De Dataverordening (Verordening 2023/2854, hierna “Dv”) reguleert datastromen tussen gebruikers, makers, en aanbieders van digitale gegevens, genererende en/of -verzamelende goederen en gerelateerde diensten en overheidsinstanties. De EU wetgever nam namelijk een groeiend aantal goederen en diensten in de EU waar die gegevens aanmaken op basis van waarneming, registratie en/of verzameling. De Dataverordening moet gegevensdeling voor die producten tussen aanbieders van zulke goederen en aanverwante diensten (“verbonden producten” aldus artikel 3 lid 1 Dv) zo eerlijk mogelijk laten verlopen. In de geest van die eerlijkheid legt de Dataverordening sectoroverstijgende (horizontaal) basisnormen vast. Zo verplicht de Dv alle ontwerpers en makers van zulke apparaten en gerelateerde dienstverleners de plicht om toegang te verzorgen tot de dataverwerkingsmogelijkheden van zulke producten. Die data omvat ook metagegevens. Bedrijven moeten die mogelijkheden voor persoonlijke gebruikers in de apparaten integreren, en de gebruiker over deze mogelijkheden vooraf adequaat informeren. Enkel in geval van potentiële ondermijning van de veiligheid, zou dit recht ingeperkt mogen worden. Elke gebruiker krijgt het recht om gegevens over te dragen aan derden, voor zover die derden geen poortwachters zijn onder de Digitalemarktenverordening (Verordening 2022/1925). Verder legt artikel 14 Dv de verplichting neer voor specifieke gegevenshouders (voornamelijk bedrijven) om in situaties van uitzonderlijke noodzaak aan overheidsinstanties, de Europese Commissie, de ECB of een Unie-orgaan al dan niet onmiddellijk inzicht te bieden in gegenereerde gegevens.
De Dataverordening vormt een uitzondering op de Open data Richtlijn. Overheidsinstanties mogen namelijk geen van de gegevens die zij verzoeken en verkrijgen onder de Dataverordening actief voor hergebruik beschikbaar maken, zie artikel 17 lid 3 Dv. Eventueel zouden ze de gegevens onder lid 4 kunnen uitwisselen met de andere overheidsinstanties, de Europese Commissie, ECB of een orgaan van de Unie, of derde partijen die technische inspecties of andere taken moeten verrichten onder eigen verantwoordelijkheid. Die derde partijen hebben zich aan de strikte vertrouwelijkheidsvoorwaarden uit artikel 19 Dv te houden. Zie ook overweging 70 uit de preambule.
Het recht op milieu-informatie is verankerd in verschillende regelgeving, zoals het Verdrag van Aarhus. Dit verdrag rust op drie pijlers: het recht op toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden. De Europese Unie is partij bij dit verdrag. Richtlijn 2003/4/EG regelt verder de toegang van het publiek tot milieu-informatie. Milieu-informatie omvat (artikel 2, lid 1) alle informatie in geschreven, visuele, auditieve, elektronische of enige andere materiële vorm over:
a) De toestand van elementen van het milieu. Denk hierbij aan: lucht en de atmosfeer, water, bodem, land en landschap, natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen; b) Factoren die bovenstaande elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten. Hierbij wordt gedoeld op stoffen, energie, geluid, straling of afval (ook radioactief afval), emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen; c) Maatregelen. Dit omvat beleidsmaatregelen, wetgeving, plannen, programma’s, milieu-akkoorden en activiteiten die op bovengenoemde elementen en factoren een uitwerking hebben of kunnen hebben; d) Verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving; e) Kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de hierboven genoemde maatregelen en activiteiten; f) De toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens. Denk hierbij aan de verontreiniging van de voedselketen of waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voor zover zij aangetast kunnen worden door de hierboven bedoelde toestand van elementen van het milieu of, via deze elementen, door het genoemde onder sub b of sub c.
De Open Data Richtlijn stelt minimumvoorschriften vast voor het hergebruik van documenten en informatie die in het bezit zijn van openbare lichamen van de staat. Aardobservatie en milieu wordt genoemd als categorie van een “hoogwaardige dataset”. In deze Richtlijn wordt dus het rechtskader geschetst voor het hergebruik van overheidsinformatie en ook deze specifieke verzamelingen aan hoogwaardige datasets.
Een groot deel van alle informatie die overheidsinstanties gebruiken en met het publiek uitwisselen betreffen specifieke locaties. Voorbeelden zijn gegevens over landgebruik, vervoersnetwerken of beschermde gebieden. Ruimtelijke gegevens moeten daarom beschikbaar zijn. Richtlijn 2007/2 legt het normenkader vast voor een infrastructuur onder het acroniem INSPIRE, waarbinnen overheden maatregelen moeten nemen om mogelijk te maken dat overheidsinstanties interoperabele ruimtelijke gegevens kunnen gebruiken en uitwisselen, evenals diensten kunnen gebruiken op het vlak van ruimtelijke gegevens op alle overheidsniveaus en over de grenzen van de sectoren heen in de Europese Unie.
Milieugegevens zijn veelal van ruimtelijke aard, zoals emissiemetingen, biodiversiteitswaarnemingen of milieukwaliteitsgegevens. Het is belangrijk om deze gegevens te delen om zo verontreiniging van land, water en lucht tegen te gaan en het ontwerpen van programma’s en maatregelen hiervoor te ondersteunen.
Nederland heeft deze Richtlijn geïmplementeerd in de Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie, en het Besluit Inspire.
De Open data Richtlijn en de INSPIRE-richtlijn beïnvloeden elkaar. Openbare instanties moeten namelijk gegevens die vallen onder de INSPIRE-richtlijn ook voor hergebruik beschikbaar maken. In tegengestelde richting zouden openbare instanties op dezelfde manier als onder de INSPIRE-richtlijn andere gegevens kunnen verwerken, zodat ze overeenstemmen met de beginselen voor compatibiliteits- en bruikbaarheidsvereisten voor ruimtelijke informatie. De Open data Richtlijn suggereert dit rechtstreeks, onder overweging 34 uit de preambule.